De Koloniale Wandeling
10. Jan Cock Blomhoff (1779-1853)
Parkje bij grafzerken Burgemeester Brouwer Plantsoen
In het park bij de grote (kunst)stoelen, liggen een aantal grafzerken waaronder die van Jan Cock Blomhoff. Jan Cock Blomhoff werd geboren in Amsterdam in 1779 en overleed in Amersfoort in 1853. Van 1809 tot 1813 was hij pakhuismeester van de Nederlandse handelspost op het eilandje Deshima. Daarna raakte hij betrokken bij onderhandelingen met de Britten over de toekomst van Deshima. Pas in 1815, toen het nieuwe Nederlandse Koninkrijk tot stand kwam, lieten de Britten hem vrij. Pas Koning Willem I benoemde Cock Blomhoff tot hoofd van de handelspost op Deshima. Het duurde nog tot augustus 1816 voor hij samen met zijn vrouw Titia Bergsma, zijn pasgeboren zoon Johannes en het kindermeisje Petronella Munts van Texel vertrok naar Deshima. Een dergelijk gezelschap was uitzonderlijk, want er werden geen westerse vrouwen in Japan toegelaten. De gouverneur van Nagasaki verleende de dames wel toestemming om aan wal te gaan, maar de shogun weigerde een verblijfsvergunning te verlenen. Dat betekende dat Titia, Johannes en Petronella terug moesten.
(Tekst gaat door onder foto)
Op 4 december 1817 bracht Jan Cock Blomhoff hen naar het schip, dat hen terugbracht naar Nederland. Hij heeft Titia nooit meer terugzien, want ze stierf in 1821. Cock Blomhoff bleef zes jaar lang opperhoofd op Deshima. Eén van de zaken waardoor hij ook in onze tijd nog bekend is, is de hofreis die hij in 1818 maakte. De hofreis was een ceremoniële verplichting. Eens in de vier jaar moest het Nederlandse hoofd, vergezeld van een groot gevolg en beladen met geschenken, naar Edo reizen, om daar aan het hof van de shogun zijn opwachting te maken. Zo’n hofreis was een gigantische onderneming. De tocht van ca. 1500 km werd gedeeltelijk per boot en gedeeltelijk te voet in draagstoelen afgelegd en kon maanden duren. In totaal namen er wel honderd man aan deel. Van de hofreis van 1818 heeft Cock Blomhoff een verslag bijgehouden dat is gepubliceerd. In 1824 keerde Cock Blomhoff weer terug naar Nederland en vestigde zich in 1844 met zijn tweede vrouw in Amersfoort. Hij liet daar het huis Birkhoven bouwen, inmiddels weer gesloopt. Hij overleed in 1853 in Amersfoort en werd begraven op de begraafplaats Achter Davidshof. In 1978 werd deze begraafplaats geruimd ten behoeve van het nieuw te bouwen stadhuis. Achter het gemeentehuis bevindt zich een klein parkje waar zijn grafsteen nog te zien is.